Den 17. December 1892.
Tegenwoordig de heeren: VAN HAL, VREEDE,
11 LIJ LA ERTS, ROMBOUTS, SASSEN, NELISSEN,
TEIJCHINÉBACKER VAN DONGEN, VER-
SCHRAAGE, VAN MIERLO, MATHON. GUI JÉ,
VAN DAM, OUKOOP en VAN AKEN.
Afwezig de heeren: mr, E. DE MAN Ez., burge
meester, wegens ziekte, KLEP en DE BONT.
Het voorzitterschap wordt waargenomen door den
lieer wethouder J. A. VAN AKEN.
De notulen van het verhandelde in de vergaderingen
van den 26sten en 28sten November 1892 worden
gelezen en goedgekeurd.
De voorzitter stelt aan de orde:
A. 1. Beëediging en installatie van den heer K. G.
Oukoop, als benoemd lid van den Raad dezer gemeente.
Binnengeleid door den secretaris, wordt daarop
door den heer Oukoop, in handen van den voorzitter,
afgelegd de eed, voorgeschreven bij art. 39 der ge
meentewet, na alvorens den in art. 87 der grondwet
o
bedoelden eed van zuivering te hebben afgelegd.