561 «missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken, »dd. 7 dezer, N". 5032, afdeeling BB, waarvan een «afschrift hiernevens gaat. «Naar aanleiding daarvan hebben wij de eer U «uit te noodigen de som van f 443,265 ten behoeve «van het Rijk bij den betaalmeester te Breda te «willen storten, wegens het aandeel van het Rijk in «het door Uwe gemeente gedurende de jaren '1864-1891 «ten bedrage van 1960 genoten gagement van den «krankzinnige Tops voornoemd. «Wijders moet door U eene gelijke som van f 443,26' «bij den betaalmeester te 's Hertogenbosch ten behoeve «der provincie Noord-Brabant wegens voormeld onder- «werp worden gestort. «Wij zullen de daarvoor af te geven quitantiën «van storting van U inwachten." Afschrift van den brief van den Minister van Binnenlandsche Zaken van den 7den No vember 1893, N". 5032, afdeeling BB. «Wordt het gagement van den krankzinnige J. F. »M. Tops over de jaren 18641891 ad f 1960 pondsr «gewijze tusschen de gemeente Breda, Uwe provincie «en bet Rijk verdeeld, dan komt daarvan aan ge- «noemde gemeente toe f 1073,47 en aan de Provincie «en het Rijk ieder f 443,26 «Daar nu die gemeente bet gagement over ge- «noemde jaren geïnd heeft, moet zij het aan het «Rijk toekomend bedrag bij den betaalmeester storten «en de quitantie van storting door Uwe tusschen- «komst aan mijn departement inzenden. «Ik verzoek U burgemeester en wethouders van i>Breda uit te noodigen, daartoe over te gaan en ben «daarbij tevens op te merken, dat artikel 26 der wet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 561