!)8 «of bij eene afmaling slechts tot de door de com- »missie aangeduide diepte voortdurend voldoend «water voor de gemeente zou kunnen worden opge leverd. «Hetgeen in het rapport der ministerieele commis- «sie sub. 1" 2' voorkomt, zou derhalve reeds vol- «doende zijn, om af te zien van een erfpachts- on- «tract onder die voorwaarden. «Doch wanneer men daaromtrent nog aarzelen «mocht, dan is hetgeen als sub. 4 in dat rapport voor- «komt, zoo uiterst bezwarend, dat men daardoor zeker «zal worden teruggehouden om onder dergelijke «voorwaarden het erfpachts-contract aan te gaan en «een werk aan te leggen dat tonnen gouds kosten «zal, dewijl toch bij een goed begrip van die voor- waarden het voor ieder duidelijk is, dat onze ge- «meente er geenszins op zou kunnen rekenen, dat bij »dè daarstelling van de werken eener waterleiding «onder die voorwaarden, zij ten alle tijde van het «noodige water zou zijn te voorzien. «Onder dit N". 4, zooals dit nader in het rapport «wordt geëxpliceerd, wil men toch dat op de gron- »den der adressanten vers billende standdaardbuizen «zullen geplaatst wórden en dat wanneer bij het «controleeren dier buizen blijkt dat door de werking «van de prise d'eau het water uit de gronden van de «adressanten vloeit naar de prise d'eau, alsdan men «alle afmaling van water zal moeten staken. «Uwe commissie vermeent, na aanhaling en uitleg- «ging dei' drie voormelde punten, den raad te moeten «adviseeren het erpachts-contract met den Staat onder de voorwaarden in die punten vermeld, niet aan te y>gaan, en om, indien, zooals te verwachten is, die «voorwaarden niet worden losgelaten, alsdan af te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1892 | | pagina 98