16 Maart 1893. 125 Niemand der leden bedenking te ken nen gevende, wordt dienovereenkomstig besloten. 19. Schrijven van de Bouwcommissie uit den gemeente raad, dato 16 Maart 1893, luidende als volgt: «De Bouwcommissie, in wier handen door burgemeester »en wethouders is gesteld een plan voor den te bouwen «watertoren, met situatieteekening en beschrijving, opge- «maakt door den met den aanleg der waterleiding belasten «ingenieur, den heer Schotel, heeft de eer het volgende «te rapporteeren «Het is aanvankelijk de bedoeling geweest den water storen te bouwen in het aan te leggen park ten oosten «van de Nieuwe G-innekenstraaten wel op het drie- hoekig terreintje, op de situatieteekening gemerkt A, «dat vermoedelijk eigendom der gemeente wordt. «De met den aanleg van het park belaste parkarchitect «gaf er echter de voorkeur aan, den toren te plaatsen in «het gazon in het parkter plaatse gemerkt met B. «De aanleg van het park hangt evenwel af van de be- «slissing der Staten-Generaal en zoude het gewaagd zijn «reeds nu te besluiten den toren op een der plaatsen A «of B te bouwen, aannemende zelfs, dat de minister van «financiën geneigd was onder zekere voorwaarden daartoe «vergunning te verleenen. «Deze omstandigheid heeft er toe geleid het oog te «vestigen op de tegenwoordige algemeene begraafplaats «gemerkt O, welke nog in maagdelijken staat verkeert «en tot de opheffing waarvan de Raad toch reeds be- «sloten heeft. «Zooals uit de hierbijgaande situatieteekening blijkt, «grenst de begraafplaats onmiddellijk aan het ontworpen «park en kan dit veilig beschouwd worden als daarmede

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 125