134
1 Apeil 1893.
Artikel 2.
De huurder mag het gehuurde aan niemandnóch geheel
noch gedeeltelijk overdoen dan met schriftelijke toestem
ming van de verhuurders, op straffe van huurverbreking
en schadevergoeding van honderd gulden.
Artikel 3.
De verhuring geschiedt voor den tijd van drie jaren,
ingaande den eersten Mei 1893 en eindigende den 30sten
April 1896.
Burgemeester en wethouders zijn ten allen tijde bevoegd
de huur te doen eindigen, mits hiervan door hen of van
hunnentwege ééne maand te voren opzegging worde gedaan.
Schadevergoeding daarvoor kan de huurder niet eischen.
Artikel 4.
De huurder zal stellen twee gegoede borgen, gedomici
lieerd onder het ressort van de arrondissements-rechtbank
te Breda, die, tot zekerheid van het behoorlijk nakomen
zijner verplichtingen, zich hoofdelijk en onder afstand van
het voorrecht van uitwinning of schuldsplitsing, zullen
verbinden.
Artikel B.
De huurder zal zijne jaarlijksche huurpenningen telken
drie maanden voor het één vierde gedeelte vooruitbetalen
in handen en op kwitantie van den gemeente-ontvanger
te Breda.
Artikel 6
De huurder is verplicht gedurende den huurtermijn, te
bedienen het trekpad langs de rivier „de Mark," zich
uitstrekkende van Breda tot het Slikgat onder 's-Prinsen"
hage, door de vaartuigen ten behoeve van de zich aan-