1 April 1893.
135
meldende schippers tegen het in deze voorwaarden bepaalde
trekloon met paarden in- en uit te halen.
De huurder moet, naar mate van de behoefte van den
dienst in de verschillende jaargetijden, altijd voor dien
dienst gereed hebben een naar het oordeel van burgemeester
en wethouders voldoend getal gezonde en sterke trek
paarden met geschikte geleiders.
By overtreding dezer bepaling verbeurt de huurder eene
boete van twaalf gulden, invorderbaar op eene enkele
aanschrijving van den gemeente-ontvanger.
De paarden, die door of van wege burgemeester en
wethouders ongeschikt voor den dienst worden geoordeeld,
zal de huurder op de eerste aanzegging van hunnentwege
door andere, aan den eisch voldoende, vervangen, onver
minderd de boete van twaalf gulden voor elk afgekeurdpaard.
De huurder mag om geenorlei reden zijn dienst aan de
schippers weigeren. Dit doende, vervalt hy in eene boete
van twaalf gulden, invorderbaar op eene enkele aanschrij
ving van den gemeente-ontvanger.
By het gelijktijdig aankomen of afvaren van verscheidene
vaartuigen, zal de schipper, die zich het eerst heeft aan
gemeld, het eerst worden geholpenmet deze uitzondering
dat de gewone beurtschepen den voorrang hebben boven
de overige vaartuigen.
De huurder zorgt dat door hem, of doorzynebedienden
en paarden, geen nadeel aan de rivier, het trekpad en
de eigendommen van het Rijk, de gemeente en bijzondere
personen worde toegebracht. Indien zoodanige schade is
veroorzaakt, is hij verplicht die uit eigen middelen te
vergoeden.
Artikel 7.
Door de gemeente wordt het trekpad met de bruggen,