1 April 1893. 137 Voor een vaartuig, geladen of ongeladen met twee paarden2.50 elk paard boven de twee1.25 Voor buitengewoon groote schepen boven de 150 tonnen inhoud en voor vaartuigen die opperlast voeren, kan, zoo zjj met één paard worden getrokken, het loon met één vierde worden verhoogd. Artikel 9. De huurder is verplicht in alle door hem gebruikt wor dende stallen een duidelijk geschreven afschrift van dit tarief op eene in het oog vallende plaats, ter inzage van een ieder, voor te hangen. By nalatigheid hierin zal hy telkens verbeuren eene boete van drie gulden. Die boete is invorderbaar op eene enkele aanschrijving van den gemeente-ontvanger. Artikel 10. Het aanspannen en verwisselen van paarden heeft plaats in de nabijheid der stallen. Voor het overige zal de huurder in het volbrengen van den dienst zich ten meeste gerieve van de scheepvaart en overeenkomstig de voor. schriften van burgemeester en wethouders, of van hun nentwege gegeven, gedragen. Hy bejegent de schippers met bescheidenheid en betoont hun dienstvaardigheid bij den verlangden dienst. Artikel 11. De huurder kan in geen geval aanspraak maken op eenige tegemoetkoming of op eenige schadeloosstelling hetzij wegens verandering van den stand van het vaar water hetzij wegens verlegging van het trekpadof uit welke anderen hoofde ook.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 137