144 6 April 1893. groot garnizoen, de zich ontwikkelende nijverheid Breda, de oude, krachtige vesting, in de krijgsgeschiedenis ver maard, heeft, ten gevolge der ontmanteling, ontdaan van den gordel van muren en vestingwerken, een geheel an der, vriendelijker en jonger aanzien verkregen; in alle opzichten heeft Breda zich uitgebreid, en wel in zóó groote mate, als weinigen twintig jaren geleden hadden durven verwachten. „Zeer zeker opende het gemeentebestuur daartoe de gelegenheid, maar de kloeke geest en de ondernemings zucht der bevolking moesten daarbij aansluiten, en deze hebben zich niet verloochend. »Niet als vreemdeling kom ik in Uw midden; integen deel, meer dan twintig jaren heb ik met U mogen samen werken en heb mjjn aandeel met U gehad om de werken aan de uitbreiding verbonden tot stand te brengen en te voorzien in de behoeften van het verjongde Breda; maar ook de behoeften die de tijd schept zijn ons niet onbekend. „Ik zal die nu niet opsommen, veel minder ze tot een program uitwerken dat ik U wil voorleggen. Neen; stelt U tevreden met mijne getuigenis dat ik, die nagenoeg mijn geheele leven in Breda heb doorgebracht, met de wenschen en nooden van Breda bekend ben; dat ik Breda uit al mijn vermogen lief heb; dat geen offer mij te zwaar zal vallen om Breda een eervolle plaats te doen innemen in de rij harer zustergemeenten en onze lieve stad tot hooger bloei te brengen en dat niets mij meer ter harte zal gaan dan het stoffelijk en zedelijk belang der bevolking te bevorderen. „Het kennen der behoeften eener gemeente is echter ge makkelijker dan daarin naar eisch en wensch te voorzien. „Immers, rekening moet er gehouden worden met de flnancieele draagkracht der gemeente.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 144