146
6 April 1893.
„Maar ik roep ook in de medewerking der geheele be
volking van Breda.
„Welk een ongekende gewaarwording grijpt mij aan nu
ik van deze plaats spreek van de Bredasche bevolking.
Zulk een luisterrijke ontvangst als mij te beurt valt, bad
ik mij nooit kunnen voorstellen Die ontvangst heeft
mij in het hart gegrepen en mijne woorden schieten te
kort om mijne gevoelens van dank uit te drukken. Ik
ben getroffen door de buitengewone eer mij aangedaan
door de gansche bevolking, die op nieuw haar goed hart
heeft getoond met haren eerbied voor het gezag.
„Mijn stem kan ik in dit oogenblik niet tot allen doon
doordringenmaar de verdienstelijke commissiën die uit
drukking gegeven hebben aan dien volkswenschzoomede
de dagbladpers, mogen mijn hartelijken dank aanhcoren
en verbreiden; een gevoel van dank, ik herhaal het, dat
ik niet in staat ben naar waarde in woorden weer te geven.
Maar waar zulke bewijzen van sympathie gegeven worden
daar zal mijne taak verlicht en aangenaam worden.
Ik ben dan ook overtuigd dat het door mij gedaan
beroep op de medewerking van de ordelievende Bredasche
bevolking niet te vergeefs gedaan zal zijn.
Nog bijzonder ben ik een woord van dank en hulde
schuldig aan hem, die op 78-jarigen leeftijd, nog zooveel
liefde voor Breda had om gedurende 15 achtereenvolgende
maanden het moeielijk en werkzaam burgemeestersambt
waar te nemen.
Ik bedoel den geachten wethouder Van Aken; in waar
heid heeft hij zich verdienstelijk gemaakt voor de ge
meente die ongetwijfeld hem als een harer beste burgers
zal blijven eeren.
Onze raadsvergadering van heden zou voltallig zijn,
indien hier onze geachte wethouder Nelissen was; door
ongesteldheid is hij sedert enkele weken verhinderd aan