168 8 April 1893. Aan het Stedelijk Ziekenhuis deelt de heer Van Aken mede worden zelfs de rozen uit den tuin, die het Ziekenhuis omgeeft, gestolen. De heer Teychiné zegt, dat de politie niet eens zoo streng behoeft op te treden, als ze 'tnog maar matig deed. De politie-agenten doen niets en laten zich dooi de jongens uitlachen. De voorzitter kan dit niet geheel toegeven, daar nog zeer kort geleden twee processen-verbaal ter zake als hier bedoeld wordt zijn opgemaakt. De heer Sassen vraagt, of ook niet de arbeiders met het toezicht belast zijn Spreker heeft gezien dat de jongens beplantingen beschadigden onder het oog van een arbeider. Na nog eene korte woordenwisseling over dit onder werp, vraagt de voorzitter, of de Raad burgemeester en wethouders kan machtigen, de beplantingen, vervat in het voorstel, tot stand te brengen. Niemand het woord verlangende, wordt daar toe zonder hoofdelijke omvraag besloten. Verder niets aan de orde zijnde, vraagt de voorzitter, of nog iemand der leden iets in het midden heeft te brengen? Niemand der leden het woord verlangende, sluit de voorzitter deze vergaderingwelke daarop overgaat in eene zitting met gesloten deuren. De Secretaris, A. R. VERMEULEN. De Voorzitter, Eu. GULJÉ.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 168