176 22 April 1893. „diging van gedaan is, met verzoek, als iemand der inge zetenen alsnog bezwaar had, dit te doen kennen, doch „dat van geen enkele zijde bedenking is in het midden /gebracht. „Men moet derhalve Uw besluit van 46 Maart 11. be schouwen in het licht der omstandighedenen deze zijn „van dien aard, dat het ons blijft toeschijnen dat de „wetgever met de verbodsbepaling eene geheel andere „bedoeling gehad heeft dan die, welke heeren Gedepu teerde Staten er aan blijken te hechten. „Ook verlieze men niet uit oog, dat de wet spreekt „van „deelnemen"alzoo heenwijzende naar de mededinging „tusschen meerdere personen, doch daarvan is in het „onderwerpelijke geval geen sprake geweest. „Om echter alle moeielijkheid uit den weg te ruimen „hebben burgemeester en wethouders de eer U in over- „weging te geven, te besluiten, dat het bedoelde perceel „ten spoedigste opnieuw in het openbaar zal verhuurd „worden." Wordt besloten, overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders, bedoeld per ceel ten spoedigste opnieuw in het openbaar te verhuren. 8. Voorstel tot het verbouwen der steenen ziekenbarak achter het gemeente-ziekenhuis. Dat voorstel is gegrond op het volgend schrijven van de Commissie van beheer van het stedelijk ziekenhuis alhier, dato 19 April 1893 „Tijdens het behandelen in het vorige jaar van cholera- „lijders in het gebouw voor besmettelijke ziekten bij het „ziekenhuis, moesten tegelijkertijd lijders aan pokken ver pleegd worden. „Volgens de tegenwoordige beschouwing, mogen noch „lijders aan-, noch verplegers van verschillende soorten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 176