22 April 1893.
177
«besmettelijke ziekten onderling met elkander in aanraking
«komen, ten einde besmetting te voorkomen.
„Daarin is toen voorzien door het aanschaffen en op-
„stellen van een houten ziekenbarakwelke evenwel slechts
„voor een betrekkelijk klein aantal lijders ruimte bevat.
„Wij zijn er daarom op bedacht geweest middelen te
„beramenom bij eventueele uitbreiding der choleramet
„localiteit voor lijders aan die ziekte gereed te zijn.
„Aanvankelijk was het ons voornemen de steenen zieken
barak uitsluitend bestemd te houden voor choleralijders,
„en een der vleugels van het ziekenhuis in te richten voor
„lijders aan pokken, typhus enz.
„Eene dienaangaande gehouden conferentie met den heer
„inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht heeft ge-
„leerd, dat de vereischte isoleering in een der vleugels
„van het ziekenhuis niet te verkrijgen was, terwijl verder
„o. i. terecht werd aangevoerd, dat, aangezien de cholera
„in ons land zich slechts zelden vertoont, dit als eene
„buitengewone zaak moet worden beschouwdwelke alsdan
„ook buitengewone maatregelen wettigt, en het alzoo niet
„aangaat een geheel gebouw daarvoor beschikbaar te
„houden.
„Intusschen is onze steenen ziekenbarak, hoe doelmatig
„anders ook, slechts ingericht voor ééne soort besmettelijke
„ziekte, en wel eene mannen- en eene vrouwenafdeeling
„en werd de wensch uitgesproken, daaraan eene indeeling
„te geven, geschikt voor lijders aan twee soorten van be
smettelijke ziekten gelijkertijd te verplegen.
„Een te dier zake door den gemeente-architect opge-
„maakt plan gaat hierbij, waarmede wij ons kunnen ver-
„eenigen.
„Het gebouw is, volgens de teekening, in twee afdee-
„lingen A en B gesplitst. Elke afdeeling bevat, be-
„halve een ziekenvertrek voor mannen en een voor vrouwen,
„ook een vertrek voor herstellende zieken; wijders een
„keuken, waschvertrek en slaapvertrek voor verplegers,
„privaten, enz.
