178 22 April 1893. „Elke afdeeling heeft een afzonderlijken gang, terwijl „de geheele inrichting onderling door een open doch over dekten gang of veranda is verbonden, teneinde èn ver plegers èn doctoren gelegenheid te geven, beschut, de „beide afdeelingen te bereiken. „Wordt dit plan uitgevoerd, dan kunnen in dit gebouw „lijders aan twee soorten besmettelijke ziekten gelijkertijd „verpleegd worden terwijlmocht voor het bijna ondenk bare geval zich tegelijkertijd eene derde besmettelijk ziekte „openbaren, de houten barak alsdan daarvoor beschik baar blijft. „Intusschen mocht onze gemeente de ramp van eene „cholera-epidemie treffen, welke samenvalt met die van „eene andere besmettelijke ziekte, dan zal waarschijnlijk „de localiteit te klein blijken te zijn, en zal alsdan naar „omstandigheden gehandeld moeten worden. „Ook kan de commissie niet onvermeld laten, dat dit „plan door de eerwaarde zusters, die zich zoo liefderijk „met de verpleging willen belasten, met genoegen is ver- „nomen. „Wij hebben daarom de eer UEdelAchtb. in overweging „te geven, de steenen ziekenbarak volgens het hierbij ge- „voegd plan te doen inrichten. „Breda, den 19den April 1893. „De Commissie van beheer van het Stedelijk „Ziekenhuis te Breda: Ed. GULJÉ, voorzitter. Dr. P. R. VAN MIERLO. W. G. H. ROMBOUTS. F. J. M. IIEIJLAERTS, geneesheer. L. INGEN-IIOUSZ. J. G. SIJPESTE1JNsecretaris. Alvorens dit schrijven gelezen werd, bracht de heer Teychiné, namens de Bouwcommissie, het volgend rap port uit:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 178