22 April 1893. 183 3°. Als de locale bladen een juist bericht gegeven hebben op welken grond de aanbesteding der machinerieën heeft plaats gehad? 4°. Tegen welken tijd hetdagelijksch bestuur verwacht, dat water zal kunnen geleverd worden, en zulks met het oog op de belangen van te bouwen of in aanbouw zijnde perceelen? Ten aanzien van vraag 2 is het bekend, dat Oosterhout bezwaar heeft. De voorzitter deze vragen categorisch beantwoor dende zegt: 1°. dat het contract met de regeering geteekend is, zoodat het gebruik van den grond verzekerd is. 2°. dat de noodige vergunningen zijn aangevraagd en laatstelijk nog daaromtrent een rapport door Ooster hout gevraagd is. 3°. dat bij raadsbesluit van den 23. Februari 1893 burgemeester en wethouders gemachtigd zijn alle vereischte aanbestedingen te doen, behoudens het vaststellen door den Raad van de plaats voor den watertoren. 4°. dat met de werkzaamheden voor de waterleiding wordt voortgegaan en deze vermoedelijk in December zal gereed zijn. Voorts geeft de voorzitter nog eenige toelichtingen aan den heer Vreede. In onderscheidene gemeenten, zooals Middelburg, DordrechtNijmegen en meer andere die spre ker opnoemt, is de directeur der gasfabriek tevens direc teur der waterleiding. Bij de waterleiding treedt het hebben van flinke machinisten vooral op den voorgrond. De directeur is meer voor de aansluitingen. En om den gang ten deze te kunnen beoordeelen, is ook slechts een proeftijd van twee jaar voorgesteld,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 183