194
22 April 1893.
Na voorlezing van dit voorstel betoogt de heer Heijlaerts
de wenschelijkheid om het spoedig in behandeling te ne
men, dewijl de tijd van kweeken en werken gekomen is.
De voorzitterzich geroepen achtende het reglement van
orde voor den gemeenteraad te handhaven, wijst op de
slotzinsnede van artikel 12, en vraagt, naar aanleiding
daarvanof de Raad de behandeling der zaak urgent
verklaart
De heer Teychiné wenscht den heer Heijlaerts in
overweging te gevengoed te keurendat de zaak worde
aangehouden tot de volgende vergadering.
De heer Vreede en andere heeren ondersteunen dit
denkbeeld.
De heer Van Dam acht het practischer het voorstel te
verzenden aan burgemeester en wethoudersook uit defe
rentie voor het dagelijksch bestuur, ten einde den Raad
van praeadvies te dienen.
Daartoe wordt besloten, nadat de heer Heij
laerts verklaard had dat hij zich bij het gespro
kene door den heer Van Dam neerlegde.
3. De heer Sassen deelt mededat het hem is voorge
komen dat hij van het terrein van den brand verwijderd
werd, en wenscht, naar aanleiding daarvan te vernemen
of de leden van den Raad als zoodanig niet op het terrein
van den brand mogen verblijven, en zoo niet, of zij dan
niet van eene toegangskaart konden voorzien worden.
De voorzitter, den vorigen spreker beantwoordende,
zegt dat rechtens de raadsleden individueel niet de be
voegdheid hebben op het terrein van den brand te komen.
Toegangskaarten worden verleend door het college van
brandmeesters. Spreker gevoelt het onaangename voor
een raadslid om van het brandterrein verwijderd te worden