22 April 1893. 195 en zal gaarne trachten daarin te voorzien. Er kon eene kleine medaille verstrekt wordenmaar er valt nog meer omtrent de brandweer te regelen, zoodat nu niet dadelijk aan het verlangen kan worden tegemoet gekomen. De heer Sassen bieent den voorzitter te hebben hooren gewagen van de gemeentewet. Volgens die wet zegt de voorzitter is het toezicht over de brandbluschmiddelen opgedragen aan burgemeester en wethouders. Maar ook de raadsleden meent de heer Sassen moeten in de gelegenheid zijn om den toestand dier mid delen zelfstandig te beoordeelen. Intusschen dankt spreker den voorzitter voor zijne toezegging tot behartiging dezer aangelegenheid. De heer Van Hal, die verklaart zelf 10 jaren bij de brandweer te zijn geweest, kan niet ontveinzen dat het hem wel eenigszins vreemd voorkomt dat bij het verleenen van toegangskaarten oud-gedienden worden voorbijgegaan. De kaarten komen in handen van personal gratie en van anderen niet. En niet enkel zijn het de raadsleden die niet op het terrein van den brand worden toegelatenmaar ook niet de directeur der gasfabriek en de fitters, die er wel degelijk hoog noodig zijn. Spreker beveelt ten zeerste aan, dat daarop zal gelet worden. De voorzitter belooft gaarne de zaak te zullen ter harte nemen, al kan de regeling nog wat duren. De heer Verschraage vraagt, of in wat de heer Sassen verlangt niet vóór het tot stand komen der nieuwe regeling kon voorzien worden. Ook spreker is hetzelfde lot te beurt gevallen van den heer Sassen, ofschoon in het bezit zijnde eener toegangskaart, die hij echter op dat moment niet kon vertoonen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 195