13 Mei 1803. «waarde slechts door enkelen beoordeeld en bewonderd «kunnen worden. «Doch dit daargelaten, ik erken gaarne tot de niet «bevoegde beoordeelaars te behooren en neem aan dat «die twee arbeiders niet bekwaam zijn om al het vereischte «werk in de kweekerij te verrichten, doch dan rijst bij «mij de vraag, of het niet beter ware een kweeker van «beroep in dienst te nemen, welke onder leiding van den «opzichter belast was met de kweekerij in het Valkenberg. >En eindelijk de vraag: Moet de opzichter der plant- «soenen meer zelfstandig kunnen optreden buiten de be- «moeiingen van den architect? «De betrokken opzichter is op 1 Januari 1880 op mijne «voordracht in dienst getreden. «In dien tijd bepaalden zich de beplantingen tot boomen «langs de Singels enz. en de plantsoenen op het Stations- «plein. Het Valkenberg behoorde toen nog tot de dotatie «van wijlen Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden. «De aanleg van plantsoenen breidde zich langzamerhand «uit met aanleg in de Willemstraat enz. De opzichter «vervulde toen dezelfde betrekking van nu met eenen «anderen titel. De aanleg van het Valkenberg had groo- «tendeels buiten zijne bemoeiingen plaats door den heer «Rosseels te Leuven. Slechts het planten is door den «opzichter onder leiding van Rosseels geschied. Het «administratief en financieel beheer van al deze werken, «zoowel aanleg als onderhoud, behoorde tot het bureau «der gemeentewerken. En dat is nog zoo. Maar wordt «de opzichter geheel onafhankelijk van mij gemaakt, dan «zult U mij wel gereedelijk willen toestemmen, dat ik «daardoor tevens ontheven word van alle persoonlijke «verantwoordelijkheid omtrent het financieel beheer. «UEdelAchtbaren zult mij, hoop ik, ten goede houden, «dat ik mij enkel bepaal tot het dienen van bericht en «mij van advies onthoud. Het zoude den schijn kunnen «krijgen of ik persoonlijk belanghebbende was, en zelfs «dien schijn wil ik vermijden. En als uit mijn schrijven ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 212