13 Mei 1893. 215 Op 8 Mei 1893: van liet leveren van gegoten ijzeren buizen en hulpstukken, waarvan aannemer is geworden de minste inschrijver, te weten de firma Berg Sc C°. te Rotterdam voor de som van ƒ106,990. De heer Scheltus wenscht, naar aanleiding der besteding van den bouw van den watertoren en het feit dat door De Kanter Sc Van der Velden alhier slechts 575 boven den laagsten inschrijver werd ingeschreven, te vragen, of ook in de voorwaarden van besteding eene soortgelijke bepaling was opgenomen, gelijk die voorkomt in de bestedings-voorwaarden bij het Rijk, te weten, dat wanneer de inschrijver, die zeker percent komt boven den laagsten inschrijvingsprijs, een landgenoot is, aan dezen het werk kan worden toegewezen De voorzitter beantwoordt die vraag ontkennend. De heer Scheltus betreurt het dat bij slechts een verschil van 575 de aanneming niet is toegewezen aan iemand, die hier iij de gemeente woont. Dat zouden de ingezetenen wel hebben kunnen goedkeuren. Spreker geeft in overweging, de voorbedoelde bepaling bij volgende bestedingsvoorwaarden in het oog te houden. De voorzitter kan zich moeielijk met dien wensch ver eenigen, omdat deze inbreuk maakt op de vrije mede dinging; wellicht strekt de bepaling bij het Rijk hoofd zakelijk, om het niet noodig te maken dat een ingenieur naar het buitenland worde gezonden. Datzelfde meent de heer Scheltus is van toe passing op den heer Schotel. Wel zegt de voorzitter is in de voorwaarden de bepaling opgenomen, dat burgemeester en wethouders niet verplicht zijn het werk aan den minsten inschrijver toe te wijzen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 215