216 13 Mei 1893. Het blijft den heer Sciieltus voorkomen, dat het werk aan een stadgenoot had moeten gegund worden, evenals reeds een ander werk aan een ingezetene schijnt ten deel gevallen te zijn. De voorzitter zegt, dat in de discussie namen genoemd zijn, en hij het meest wenschelijk acht die buiten open bare bespreking te laten, waarom hij zich bereid stelt de zaak in besloten zitting nader toe te lichten. De heer Sciieltus verklaart zich daarmede zeer goed te kunnen vereenigen en gaarne de verdere bespreking in besloten zitting te zullen afwachten. 2. Door den heer Oukoop wordt gerapporteerd, dat de commissie aan welke is opgedragen geworden het on derzoek der rekening van de Bank van Leening over 1892 hare taak met ernst heeft volbracht, doch dat dit onder zoek niet geleid heeft tot het maken van eene enkele aanmerking, zoodat de commissie concludeert die rekening goed te keuren. De voorzitter dankt de commissie voor haar onderzoek en inzonderheid den rapporteur voor het door hem uitgebracht verslag,'en stelt voor, de conclusie van het rapport aan te nemen waartoe besloten wordt. De voorzitter en de heer Sassen, als aan het bestuur der Bank van Leening verbonden, wenschen geacht te worden niet tot voormeld besluit te hebben medegewerkt. 3. Door den heer Sassen wordt gerapporteerd, dat de commissie, belast geweest met het onderzoek der rekening van het Oude-Mannenhuis alhier over 1892, die rekening nagezien en met de stukken vergeleken heeft, doch dat daarop geen aanmerkingen zijn gevallen, zoodat de com missie concludeert de voormelde rekening goed te keuren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 216