226
3 Juni 1893,
is de benoeming, bedoeld in het voorgelezen schrijven
van de commissie van beheer der gasfabriek, vraagt en
verkrijgt de heer Sciieltus het woord.
Spreker verklaart zich genoopt te gevoelen, alvorens
zijne bedenkingen tegen de voorgestelde benoeming te doen
kennen, in het algemeen te doen opmerken, dat wanneer
in het openbaar zaken moeten besproken worden, waarbij de
belangen van personen betrokken zijn, steeds de eerste
hem enkel voor oogen staan, en dat wanneer iemand zich
daardoor benadeeld zou rekenen, hij vertrouwt dat men
zich herinneren zal den eed, door hem bij de aanvaarding
van zijn lidmaatschap afgelegd.
Overgaande tot de zaak zelve zegt spreker dat
hij gelezen heeft het voorstel van burgemeester en wet
houders om den heer Paijens, directeur der gasfabriek,
te benoemen tot directeur der waterleiding, maar geen
enkel motief heeft aangetroffen waarop dat voorstel steunt.
Waren toch burgemeester en wethouders overtuigd geweest
van de bekwaamheid en geschiktheid van den titularis,
dan zou dit vermeld zijn geworden. Dat de commissie van
beheer der gasfabriek dit punt onaangeroerd heeft gelaten
is gaaf aan te nemen, want aan deze is enkel advies gevraagd.
Het voorstel splitsende in twee deelen geldt ditten
eerste de benoeming, en ten tweede den tijd van benoeming,
nl. voor twee jaren.
Ter aanbeveling van het voorstel heeft spreker gehoord,
dat ook in andere gemeenten de betrekking van directeur
der gasfabriek met die van directeur der waterleiding
vereenigd is; dat de heer Paijens, als directeur der gas
fabriek te weinig bezoldigd wordt, en de beide directeurs-
betrekkingen ongeveer aan elkander gelijk zijn. Maar al
zijn die betrekkingen in andere gemeenten in één persoon
vereenigd zijn elders de omstandigheden dezelfde als
hier De directeur kan daar bekwame hulp hebben.
Breda moet ten deze geheel zelfstandig handelen.