230
3 Juni 1893.
een proeftijd van twee jaren voorgesteld, om alzoo niet
gebonden te zijn, en na verloop der beide exploitatiejaren
te oordeelen, of de titularis bevestigd wordt in zijne be
trekking of niet.
De voorzitter doet opmerkendat later ook een opzichter
voor de waterleiding zal moeten aangesteld worden.
En hoe zal het gaan met de boekhouding vraagt de heer
Vreede? Spreker meent dat de waterleiding nog al eene
groote administratie zal medebrengen.
De boekhouding antwoordt de voorzitter zal ge
schieden door den boekhouder der gasfabriek. Overigens
is de administratie eener waterleiding eenvoudig.
De heer Vreede kan niet ontkennen, dat ook hij aan
vankelijk was tegen de vereeniging van de beide voorbe
doelde betrekkingen; maar nagaande zegt spreker
dat de zaak geweest is in handen van de commission
voor "de waterleiding en de gasfabrieken deze het gevoelen
deelen van burgemeester en wethouders, nu verklaart
hij terug te komen op zijn vroeger idee. Aanvankelijk
had hij gemeend, dat de directeur der gasfabriek moeielijk
afwezig kon zijn.
Bij zijne afwezigheid zegt de voorzitter wordt hij
vervangen door den opzichter.
De heer Teyciiiné kan niet ontveinzen, dat hij beide
betrekkingen liever niet vereenigd zag. Maar spreker
wenscht eene vraag te doen, namelijk deze: of, wanneer
de directeur na verloop van de genoemde twee jaren de
betrekking niet kan blijven waarnemen dit dan aan
leiding zal geven tot verhooging zijner wedde als directeur
der gasfabriek Spreker acht de tegenwoordige wedde
van 3000 voldoende. Zou alzoo die aanleiding bestaan,
dan is spreker tegen de combinatie. Spreker wil gaarne