3 Juni 1893. 233 den heer Schotel, die vertrouwen heeft en verantwoor delijk is. De heer Reigersman zegt, dat zijne bedoeling niet goed begrepen schijnt. Yan den aanlegger der leiding is door hem niet gesproken; enkel moet daarover bij hem te rade worden gegaan; maar 't is het leggen der verschillende verbindingsbuizen, dat tot bezwaren en verschil van inzicht kon aanleiding geven. De heer Bloemarts heeft bij hetgeen wordt aangevoerd omtrent het onderwerpelijke punt nog niet hooren gewagen van de kwestie der kosten, en deze is voor hem een hoofdreden om het voorstel te steunen. Wanneer ƒ3000 kon besteed worden aan een man, toegerust met weten schappelijke kennis en die het noodige prestige bezat, dan zou spreker de zienswijze van den heer Schei,tus en van andere heeren wel kunnen deelen, maar in de bestaande omstandigheden moet getracht worden het te doen op een goedkoopje. De uitgaven moeten zooveel mogelijk beperkt worden. En om nu een afzonderlijk man vast te benoemen, die zich tevreden stelt met 800.daaraan is spreker huiverig mede te werken. Zoo iemand kan niet zijn dan een werkman, een opzichter. De heer Mathon, gehoord hebbende het gesprokene door den vorigen spreker, maakt opmerkzaam, dat in de zitting van 13 Mei 1893 is ingekomen een adres van den heer Biemond, om benoemd te worden tot directeur der waterleiding. Die man is elders op het gebied van water leidingen werkzaam geweest en heeft zelfs het plan— Rijsbergen ontworpen. Het bezwaar derhalve dat een ge schikt persoon voor f 800.— niet zou te krijgen zijn, vervalt, 't Tractement is klein, dat is waar, maar een candidaat is er, en bij eene afzonderlijke benoeming zal de gemeente wèl varen. De heer Versciiraage verklaart meê te gaan met het gevoelen van den heer Sciieltus. Eerst moet aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 233