240 3 Juni 1893. De heer Rombouts kan zich daarmede niet vereenigen. Er bestaat eene verordening, waarbij de geneeskundige armenpractijk in haren geheelen omvang wordt geregeld, en de gemeente heeft uit kracht daarvan twee genees- heeren. Oordeelden dezen de dienstendie de heer Sieg- mund aanbiedt, noodig, dan had een adres daartoe hun nerzijds moeten ingediend worden. Ook zou eerst de verordening moeten gewijzigd worden, wilde het besproken adres in aanmerking kunnen komen. De heer Van Dam zegt, dat adressant zelf spreekt van de gemeente-geneesheeren, en wanneer aan dezen het adres om advies gezonden wordt, het dan zal blijken, of de massage niet reeds plaats heeft. Spreker wenscht het punt der verordening in het midden te laten en enkel het gevoelen in te winnen der beide gemeente-geneesheeren, waardoor ter zake niets gepraejudicieerd wordt. De heer Klep, gehoord hebbende het gesprokene dooi den heer Rombouts, meent dat niet uit het oog mag verloren worden dat Breda in zielental zeer is toegenomen. De beide gemeente-geneesheeren kunnen niet alles doen. Als er vele zieken komen, die hunne hulp noodig hebben, is het noodwendig gevolg daarvan dat de menschen lang moeten wachten. Ook spreker is er voor eerst de doctoren te hooren en dan eventueel eene oproeping van sollicitan ten te doen. De voorzitter zegt dat er vroeger verschillende genees- heeren en heelmeesters waren met eene gezamenlijke belooning van 1200, en nu twee, samen met 2000. De heer Van Aken meent dat de armenpraktijk niet zoo moeielijk door de beide geneesheeren is waar te nemen. De voorzitter vraagt daarop, of de Raad verlangt dat het adres zal gezonden worden aan de beide stads genees heeren om advies?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 240