3 Juni 1893. 249 5. De heer Rombouts zegt, dat toen in de zitting van 16 Maart 11. het voorstel is ingekomen tot het bouwen eener nieuwe school, door hem verzocht is het besluit te verdagen, dewijl er kans was dat van andere zijde eene nieuwe school zou gebouwd worden. In zijne verwachting zegt spreker heeft hij zich bedrogen gezien. Yan het bouwen eener bijzondere school zal niets komen. En dewijl er zooveel kinderen zijn, die niet meer aan de openbare scholen kunnen geplaatst wordenwenscht spreker voor te stellen burgemeester en wethouders uit te noo- digen, met bekwamen spoed de oprichting eener nieuwe openbare school voor te bereiden. De heer Teychiné vraagt, of de bestaande scholen niet kunnen vergroot worden door het aanbouwen van lokalen De voorzitter antwoordt dat reeds twee scholen met acht klassen bestaan en de aanbouw aan de kostelooze school in de Nieuwehuizen moeielijk is. Elke aanbouw overigens zou slechts een palliatief zijn bij de toename der bevolking. De heer Van Hal betoogt dat in de hoogste klassen der scholen te veel ruimte is, en vraagt, op grond daarvan, of niet door combinatie van gelijksoortige klassen in de verschillende scholen aan het euvel van plaatsgebrek zou zijn te gemoet te komen? Spreker is niet een antogonist op het punt van het bouwen eener school, maar meent, dat als de gedachte door hem blootgelegd tot uitvoering kon komen, eene voordeelige oplossing van het vraagstuk omtrent den bouw eener nieuwe school zou verkregen zijn. Voorts vraagt spreker, of het waar is, dat de scholen nog al bevolkt worden door leerlingen van buiten Als dit zoo is, dan moeten, bij het bestaande gebrek aan lokaliteit, de Bredasche leerlingen voorgaan. Voor buiten leerlingen zou hij niet genegen zijn eene school te bouwen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 249