250
3 Juni 1893.
De voorzitter antwoordt, dat op de kostelooze en tusschen-
scholen geen buiten-leerlingen zijn en op de andere scholen
de Bredasche leerlingen voorgaan. En wat het vereenigen
van klassen aangaat, daarmee is het schooltoezicht niet
ingenomen. Het is 't succès van den onderwijzer zijne
leerlingen in de hoogste klassen te kunnen brengen.
Zou het dan niet mogelijk zijn vraagt de heer Van
Hal eene étage op een of meer scholen te zetten
Spreker acht dat niet in strijd met de wet.
De voorzitter antwoordt, dat het reeds eenigen tijd
hangende vraagstuk, of eene nieuwe school zou moeten
gebouwd worden, in een stadium gekomen is, dat men
zich daaraan niet langer ontrekken kan, en bijbouw in de
behoefte van onderwijs niet voldoende voorzien kan.
De heer Rombouts stelt zich gaarne bereid den heer
Van Hal nader in te lichten. Herhaaldelijk is het punt
van combinatie besproken. Op elke school bevinden zich
in de laagste klasse meer leerlingen dan in de hoogste.
Daarom is gevraagd, of klassen niet te combineeren zijn
maar dit wordt niet bereikbaar geacht. En wat de uit
breiding aangaat der bestaande scholende éénige school
die daarvoor in aanmerking kan gebracht worden, is die
in de Nieuwehuizen, waarvan men de speelplaats zou
moeten innemen, dat zeker ongewenscht is. En dan nog
zou de uitbreiding slechts voor één jaar voldoende zijn. Nu
zijn 85 kinderen zonder onderwijs en een volgend jaar zijn
er ongetwijfeld alweer meer en zoo voort. Hoe noode
ook spreker de noodzakelijkheid tot den bouw eener nieuwe
school constateert, kan de gemeente zich daaraan niet
ontworstelen, en nu komt het hem voor, dat het meest
voordeelig voor de gemeente zal zijn 't grootst mogelijk
schoollokaal te bouwen. Vooral zoo eindigt spreker
neemt de behoefte aan kosteloos onderwijs toe.
Niemand meer het woord verlangende, stelt de voorzitter
voor, burgemeester en wethouders uit te noodigen met