14 Januari 1893. '27 De voorzitter herhaalt, dat het water aldaar een rivierarm is, die dient voor de scheepvaart. De heer Van Dam maakt opmerkzaam, dat de grond, in welks nabijheid het voornemen bestaat de inrichting te vestigen, voor bouwterrein zal verkocht worden en aldaar hooge huizen zullen verrijzen, die het gezicht zullen geven in de inrichting. De grond zal derhalve in waarde gedeprecieerd worden. De voorzitter deelt daarop tot toelichting mede, dat de inrichting zal overdekt worden. De heer Vreede geeft wel de voorkeur aan eene plaats boven de stad, maar als dat niet kan, wil spreker ook wel met het ander plan medegaan. De heer Klep acht de vestiging aan den mond van den Emmasingel zeer goed. 't Is daar het middenpunt eener industrieeie bevolking. Nu wordt een nieuw punt van plaatsing aangegeven, maar dewijl een meer uitgebreid plan aan de goedkeuring van den Raad zal worden onder worpen, geeft spreker in overweging mede later te be slissen, te welker plaatse de inrichting zal gevestigd worden. Spreker hoopt dat bedoeld nieuw plan spoedig den Raad bereiken zal. De voorzitter verzekert, dat gaarne spoed zal betracht worden. De heer Heijlaerts doet opmerken, dat de inrichting eene vaste kan zijn, als zij aan het bastion Balfort zou opgericht worden, terwijl zij eene drijvende zal wezen, als de plaats, door burgemeester en wethouders aange duid, wordt aangenomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 27