24 Juni 1893.
287
blijft liet, dat de zaak in het oogloopend verkeerd is.
Men wil aan den opzichter toevoegen een kweeker, maar
hem laten onder de bevelen van den architect, zoodat
hij zelfs schotbalken moet leggen. Daarvoor moet dan
maar een ander benoemd worden. Te meer bij den aanleg
van een nieuw park is het in het belang der gemeente,
dat de opzichter gelaten worde aan zijn eigen werk en
niet blijve staan onder de bevelen van den architect, die
van beplantingen niets weet. Ten slotte handhaaft spreker
zijn eigen voorstel, bereids door zoovele leden ondersteund.
De heer Bloemarts als mede-onderteekenaar van het
voorstel van den heer Heijlaerts, moet bekennen, dat
door hem, op gezag van den heer Heijlaerts, te gauw
geteekend is. Na onderzoek der zaak gevoelt spreker zich
verplicht terug te komen op zijn besluit. De vorige spreker
heeft aangetoond, hoedanig het karakter is van den persoon,
dien het hier geldt. Maar wil iemand direct gesteld worden
onder het toezicht van burgemeester en wethouders, dan
moet hij kunnen optreden als chef van dienst en daartoe,
gelijk spreker zegt reeds vroeger te hebben doen opmerken,
zelfstandigheid bezitten. Het is echter nu afdoende ge
bleken, dat Waals niet geschikt is chef van dienst te
zijn. Hij toch, die zich dadelijk neerlegt bij de minste
moeielijkheid welke zich voordoet, zonder zijne meening
te durven zeggen, waarnaar hem gemoedelijk gevraagd
wordt, is niet geschikt aan het hoofd te staan van eenigen
tak van dienst. Spreker aarzelt dan ook niet te erkennen,
dat hij zich in zijn vroeger besluit heeft bedrogen gezien.
De heer Schei.tus daarentegen verklaart niet van mee
ning veranderd te zijn. Dertien leden onder wie ook
spreker hebben het voorstel gedaan om den opzichter
der beplantingen niet langer te stellen onder de bevelen
van den architect. Daarop is gevraagd en ingekomen het
preadvies van burgemeester en wethouders, met een rap
port van den architect, strekkende om den toestand te
laten gelijk hij is.