290
24 Juni 1893.
zal dat aanleiding geven, dat hij hoe langer zoo meer aan
zijn eigen werkkring onttrokken wordt. Bovendien komt
het spreker voor dat als aan Waals meer zelfstandigheid
wordt toegekend dit ten goede zal komen aan de werk
zaamheden van den architect, die inderdaad zoo veelvuldig
zijndat die toestandte meer nu de jaren van den
architect gaan vorderen, niet houdbaar is.
Ook is spreker van gevoelen, dat de onderhoudswerken
aan wegen en beplantingen best goed gesplitst kunnen
worden.
Ten slotte releveert spreker eene zinsnede uit het rap
port van den architect, waarin hij zegt, dat als de opzichter
onafhankelijk gemaakt wordt van den architect, deze zich
ontheven acht van alle persoonlijke verantwoordelijkheid
omtrent het financieel beheer. Die zinsnede wordt door
spreker gewraakt, als hebbende de architect te doen wat
hem wordt opgedragen.
De heer Van Dam verklaart ook getrouw te zullen
blijven aan zijne mede-onderteekening van het voorstel,
zonder daarom in te stemmen met hetgeen door den heer
Scheltus over den architect gezegd is. De architect is
een werkzaam en uitstekend man. De vraag is enkel
Behoort de eene onder den ander te staan Het punt van
meerdere of mindere capaciteiten moet daarbij geheel
buiten beschouwing blijven.
De heer Rombouts wenscht mede zijne stem te moti-
veeren. Toen de verordening in 1891 aan de orde was,
was spreker sterk vóór de splitsing der betrekkingen.
Dat is diens overtuiging gebleven totdat eene nadere samen-
spreking plaats had en Waals gehoord is in eene ver
gadering van burgemeester en wethouders. Toen is Waals
op gemoedelijke wijze afgevraagd: of hij van den architect
bevelen kreeg? En zijn antwoord was, dat de architect
hem nooit bevelen gaf op het gebied van beplantingen,
maar hem enkel zijne meening deed kennen. Uit dat ge
heel vrijwillig en zonder eenige pressie gegeven antwoord