30
14 Januari 1893.
is liet moeielijk, zonder schriftelijke aanvrage eh zonder
onderzoek, staande de discussie te beslissen.
De heer Sassen meent, dat eene verklaring zou noodig
zijndat de dood het gevolg is eener in en door den dienst
ontstane ziekte.
De heer Heijlaerts ziet daarvan de noodzakelijkheid niet
in, en wil enkel rekening gehouden hebben met het
feit dat de beambte een gezin achterlaat, dat hulp be
hoeft. Die hulp nu zal het meeste effect hebbenals zij
dadelijk verleend wordt. Er zijn zegt spreker
precedentenzelfs dat aan eene dochter van een overleden
ambtenaar subsidie verleend is.
De voorzitter acht het best het voorstel van den heer
Heijlaerts, dat de verste strekking heeft, in stemming te
brengen.
De heer Sassen handhaaft zijn gevoelen en gaat mede
met de leden, die eerst een rapport van burgemeester en
wethouders verlangen.
De heer Vreede vraagt, hoeveel de heer Heijlaerts
denkt aan de weduwe toe te kennen.
De voorzitter volhardt bij zijne meening, dat de zaak
thans niet kan beslist worden. Bij gebrek aan vaste ge
gevens, moet zij eerst onderzocht worden.
De heer Heijlaerts schetst den toestand der weduwe,
die daar zit zonder iets. Er zijn precedenten herhaalt
spreker en vele zelfs. Waren er die niet, dan zou hij
zoo niet aandringen op zijn voorstel in te gaan. En waarom
zou ook nu niet iets kunnen toegekend worden?