15 Juli 1893. 311 Den heer Reigersman is het niet duidelijk, voor het geval dat punt 8 wordt aangenomen, welk gevolg het hebben zal, wanneer het verbod overtreden wordt. Dat gevolg zal zijn antwoordt de voorzitter dat de verbinding wordt afgesloten. De controle, gelijk spreker aantoont, is gemakkelijk. De heer Sassen ziet niet in dat men daardoor bespeuren kan dat water uit de waterleiding gebruikt is. De heer Verschraage-vraagt, in verband met het gespro kene door den heer Heijlaerts, ten aanzien van het exclusieve der bepaling, of het niet beter was punt 8 te lezen als volgt: „Het maken of hebben van waterleidingen op trechters van privaten en beerputten en van water closets, is verboden". Men moet dan zegt de heer Heijlaerts eene portatieve machine hebben. Maar stel eens herneemt de heer Sassen dat men een reservoir maakt buiten de waterleiding. De heer Versciiraage wijst op het nog bestaand bezwaar voor personen, die reeds den aanleg hebben tot stand gebracht. Zou het niet gevonden kunnen worden, dat deze door zich bij adres aan den Raad of aan burgemeester en wethouders te wenden, konden laten bestaan, wat door hen bereids is aangelegd De heer Rombouts komt terug op hetgeen bepaald is ten aanzien der leidingen. Die bepaling is daarom in het leven geroepen, omdat het gehalte van het water schade zou lijden door den invloed van looden buizen en er alzoo vergiftiging kon ontstaan. Heeft nu iemand eene slechte binnenleiding, dan mag de gemeente daarvoor niet ver antwoordelijk gesteld worden. De buizen moeten voldoen aan den eisch eener drukking van 12 atmospheren. En al 23

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 311