15 Juli 1893.
Artikel 5.
Op verlangen worden bij de verbruikers voor hunne re
kening brandkranen geplaatst, die gesloten en verzegeld
zijn en alleen bij brand mogen worden geopend.
Behalve de voor dat gebruik bij het tarief bepaalde som
wordt voor het aanbrengen van het looden zegel tot
afsluiting der kraan, één gulden betaald.
Wanneer gebruik is gemaakt van de brandkraan moet
daarvan binnen 24 uren kennis worden gegeven ten kantore
van den directeur, opdat het zegel opnieuw gelegd kunne
worden. Bij niet tijdige kennisgeving is eene boete van
ƒ10.verschuldigd, eveneens zoo het verbreken van het
zegel buiten het geval van brand heeft plaats gehad.
Wordt zonder bedenking goedgekeurd.
Artikel 6.
Zij die zich vóór 1 Juli 1894 tot waterverbruik hebben
verbonden, zijn vrijgesteld van de kosten der aansluiting,
bepaald bij de tweede zinsnede van art. 3.
De heer Teijchiné wenscht wijziging dezer tijdsbepaling,
op grond dat de waterleiding nog dit jaar in werking
komt. Wanneer men na 1 Januari 1894 nog een halfjaar tijd
heeft, acht spreker dat niet in het belang der exploitatie.
Maar wel in het belang der ingezetenen zegt de heer
Van Aken.
En ook meent de heer Heijlaerts in het belang
der waterleiding.
De voorzitter doet opmerken, dat bij eenigszins ruimeren
tijd niet allen tegelijk aansluiting zullen verlangen.
Dat zou meent de heer Teychiné ook nu zich
kunnen voordoen.