15 Juli 1893. 317 15. De voorzitter deelt mede, dat bij burgemeester en wethouders is ingekomen een schrijven van de „Zuid- Nederlandsche Stoomtramweg-Maatschappij", gevestigd te Breda, waarbij eene teekening wordt aangeboden betrek kelijk de gewenschte aansluiting harer lijnen aan de beetwortelsuikerfabriek van de firma Wittoijck alhier; dat dewijl het hier eene soort uitbreiding geldt van de concessie, burgemeester en wethouders gemeend hebben de aanvrage aan 's Raads goedkeuring te moeten onder werpen, waartoe deze bereids is gesteld geworden in handen van de bouwcommissie, welke zich vereenigd heeft met de volgende aan de vergunning te verbinden voorwaarden: a. dat tusschen de grenslijn van de gemeenten Breda en Prinsenhage, zooals die met genummerde hard- steenen palen op den weg langs de rivier de Mark is afgebakend, eene vrije ruimte van vijf meter overblijft tusschen die grenslijn en de buitenste spoor rail aan die zijde; b. dat de rails het profil van den weg in lengte en breedte moeten volgen en tot verkrijging van de vereischte breedte de glooiing der rivier zooveel noodig met voetbeschoeiingen moet worden voorzien c. dat de binnenrail op den hoek der Etnastraat en Nieuwe Prinsenkade op minstens drie meter uit het particulier erf verwijderd blijft; d. dat indien op den hoek van de Etnastraat en de Nieuwe Prinsenkade aan de zijde van het particulier erf tot verkrijging der vereischte hoogte eene houten beschoeiing of grondkeering noodig blijkt te zijn, de Zuid-Nederlandsche Tramweg-Maatschappij daarin in overleg met den eigenaar van het particulier erf zal moeten voorzien; e. dat al de door het leggen der rails op te breken bestratingen in volkomen orde moeten worden her steld en die tusschen de rails en 0.50 M. daarbuiten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 317