12 Augustus 1893.
34£
De heer Matron wenscht eerst eene aanwijzing van
het noodige personeel en dan te zien uitgemaakt, welke
personen door den Raad en welke door de commissie
zullen benoemd worden. Gaarne herhaalt spreker dat hij
alle mogelijke respect heeft voor de commissie, doch dat
het recht van den Raad niet geheel ten deze mag worden
prijs gegeven.
De heer Oukoop lezende in het voorgedragen artikel
dat twee commissiën zullen samenwerken om de benoe
mingen te doen en de wedden te bepalenis van oordeel
dat de Raad zich ten aanzien der ondergeschikte betrekkingen
daarbuiten moet houden.
Nadat de heer Heijlaerts, op verzoek van den voor
zitter, zijn voorstel geformuleerd heeft, geeft de heer
Rombouts zijne meening te kennen, dat het beter ware
over het artikel zelf te stemmen.
De heer Vreede vraagt, wie de boekhouder der gas
fabriek benoemt, waarop de voorzitter antwoord: „de
commissie voor de gasfabriek."
Dan geldt het hier herneemt de heer Vreede
eene zelfde regeling in gelijke zaak 't eene is eene
droge, 't ander eene liquide stof.
Daarop brengt de voorzitter in stemming, of de
Raad het onderhebbend personeel van de water
leiding zal benoemen en de wedden regelen
waarvan de uitslag is dat dit punt verworpen wordt
met 44 tegen 2 stemmen.
Vóór waren de heeren: Heijlaerts en Matiion.
Daartegen de heeren: Van Dongen, Vreede, Van Dam
Van Hal, Van Aken, Bloemarts, Oukoop, Lijdsman,
Sassen, Versciiraage, Scheltus, Rombouts, Teyciiiné
en de voorzitter.