12 Augustus 1893. 359 De heer Teyciiink vraagt, wat moet verstaan worden door de bijvoeging: met dien verstande enz.? Waarop de voorzitter antwoordt, dat als slechts 8 Ms. verbruikt zijn, men toch voor 10 M3. betaalt. De heer Sciieltus meent art. 16 „des pudels kern" te mogen noemen en zou gaarne van de commissie ver nemen, hoe deze gekomen is aan den prijs van 25 cent. In 's-Bosch, alwaar het verbruik bekend is, is de prijs per meter bepaald op 14 cent, en daarmede nog ver moedt men eene belangrijke winst te zullen maken. Boven dien iaat het zich verwachten, dat het water, dat in den eersten tijd in de huizen komen zal, slecht zal zijn. Ook heeft spreker bezwaar tegen het uitsluitend metersysteem en ontwikkelt dit punt in verband met de mogelijkheid dat de meters eens afgeschaft werdenwaardoor de ge meente een belangrijk geldelijk verlies zou lijden. En dan vraagt spreker voor welke gezinnen zal het metersysteem het meest drukkend zijn? Neem aan dat er 5000 gezinnen zijn. 500 kunnen geacht worden goed regen- en pompwater te hebben. Hoogstens nemen ze misschien één kraantje. 2500 andere gezinnen krijgen het water goedkoopnaar de bepaling in tarief A. Maar dan zijn er nog 2000, die pomp- noch regenwater hebben. Die menschen zullen het water behoeven zoowel voor huiselijk gebruik als om te schrobben. In waarheid, voor hen zal de hooge meterprijs drukkend zijn en het zal hun hard vallen zooveel voor het noodige water te moeten betalen. Ook spreker heeft becijferingen gemaakt en is tot de conclusie gekomen, dat bij de exploitatie der waterleiding het mogelijk is het water te leveren de eerste vijf jaren tegen 7'/s cent per M3., enkele volgende jaren tegen 5 cent en daarna tegen 3 cent. Daarom heeft spreker noodzakelijk inlichtingen noodig om te weten wat rechtvaardigt een 26

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 359