3*76 42 Augustus 1893. en wethouders omtrent een onderwerp vreemd aan de orde van den dag. Dit verlof verkregen hebbende, zegt de heer Oukoop het volgende: »Ik acht 't mij ten plicht de aandacht van het dage- «lijkseh bestuur er op te vestigen, dat men met het leggen «der buizen voor de waterleiding, vooral in onze grind- wegen, zéér ruw en onoordeelkundig om geen harder «woorden te gebruiken te werk gaat, en wel zóódanig, »dat ik, als leek, in een paar woorden kan duidelijk «maken, dat onze grindwegen, die er al vrij goed begonnen «uit te zien, nu dank het onvoldoende toezicht als »'t ware geheel bedorven zijn «Wat toch is het geval? Bij het graven der greppels of «geulentot het inlaten der buizenheeft men de dikke laag «grind niet op 't vrijblijvend gedeelte van den grindweg, zooals «mijns inziens het behoorde, maar tegen en op de trottoirs «vóór de huizen neêrgestort, terwijl men, onbegrijpelijk «genoeg, den uitgegraven grond op den grindweg wierp, «zoodat er na het dempen der greppels of geulen natuurlijk «een flinke laag zand op den grindweg achterbleef, die nu «niet dan met veel moeite en kosten te verwijderen zal zijn. «Maar nog erger. Toen onze grindwegen gemaakt wer- «den, heeft men op de aardebaan een vloer aangelegd «van op hun platten kant liggende, goed tegen elkander «aansluitende steenen en eerst toen daarop de grind gestort. «Nu, bij het leggen der buizen, moest noodwendig die «vloer voor een groot gedeelte opgebroken worden, maar «bij het dempen of dichten heeft men, althans aan den «Zuid oost binnensingel en in de Lange en Korte Mark sstraten, dood eenvoudig vergeten den besproken vloer «weer in zijn /roegeren toestand te herstellen, zoodat nu «daar de grind wel langzamerhand in den grond verdwij- «nen zal; terwijl onze tot vóór korten tijd zoo goed af- «waterende grindwegen thans bij de minste stortbui on sberijdbaar en een modderpoel zullen wezen 1

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 376