404
26 Augustus 1893.
Art. 7.
De heer Otjkoop wenscht in dit artikel te spreken van
„eventueele overtredingen."
De voorzitter en de heer Van Dam ontraden deze wijzi
ging, laatstgenoemde op grond dat eene eventueele zaak
niet te constateeren is.
Na eenige samenspreking over dit punt geeft de heer
Reigersman in overweging de zinsnede te bezigen: „over
tredingen te hunnen constateeren."
De vergadering zich hiermede vereenigende, wordt art. 7
goedgekeurd als volgt:
»Aan den directeur en aan de opzichters der gemeente
sreiniging, zoomede aan den gemeente-architect, of die
shem vervangt, wordt in verband met het bepaalde bij
»de artt. 1 en 2 dezer verordening overeenkomstig de wet
»van den 31. Augustus 1853 (Stbl. n°. 83) de last verstrekt
»om met inachtneming der bepalingen van art. 3 dier wet
»de woningen der ingezetenen huns ondanks binnen te
streden ten einde zich van het nakomen der bepalingen
s dezer verordening te overtuigen en overtredingen tekun-
snen constateeren.®
Art. 8.
De heer Oukoop stelt voor in dit artikel te spreken
van overtreding van één of méér der bepalingen dezer ver
ordeningmeenendedat wanneer eens slechts ééne bepaling
overtreden werddie overtreding niet strafbaar zou zijn
waar gesproken wordt van „overtreding van de bepalingen."
De voorzitter meent dat het meerdere het mindere insluit.
De heer Reigersman zegt dat de redactie zou kunnen
zijn: overtreding van bepalingen dezer verordening."