428 23 September 1893. «vorderen dan 450.eene som, die als het maximum «moet beschouwd worden. «Wij veroorloven ons derhalve de vrijheid U voor te «stellenburgemeester en wethouders te machtigen, om »op den grondslag eener huursom van 450 met den «minister te onderhandelen over de verlenging der huur «van het gebouw, thans in gebruik voor ijk kantoor alhier." De voorzitter, het voorstel wenschende toe te lichten, zegt, dat bij de bespreking, welke heeft plaats gehad met den inspecteur van het ijkwezen, gebleken is, dat het niet ^zoo groote eisch is voor den dienst dat in deze gemeente een afzonderlijk ijkkantoor gevestigd blijft, en dit gevoegelijk met dat te 's Bosch kon geconcentreerd worden, alsook dat het in overweging was, om alhier den ijk om de twee jaar te doen plaats hebben. Mede op deze wetenschap zegt de voorzitter berust het voorstel. Nadien vraagt de voorzitter, of de Raad bereid is het voorstel goed te keuren Niemand der leden het woord verlangende, wordt daartoe besloten. 11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot definitieve benoeming der onderwijzeressen in handwerken. Bedoeld voorstel is vervat in het volgend schrijven »Bij Uw besluit van den 24. September 1892 zijn voor «den tijd van één jaar benoemd tot onderwijzeressen in de «handwerken alhier mejuffrouwen M. de Vet, J. de Swert, «mevrouw Quack-Hilgers en mejuffrouwen Chr. de Vet «en H. Mol. «Onder overlegging der brieven van de commissie van «toezicht op het lager onderwijs alhier en den heer «arrondissements-schoolopziener, waaruit blijkt, dat tegen «de definitieve benoeming dier onderwijzeressen geenerlei «bedenking bestaat, hebben wij de eer U in overweging «te geven, voormelde titularissen definitief te benoemen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 428