23 September 1893. 429 »tot onderwijzeressen in de handwerken bij het openbaar lager onderwijs alhier, ieder in de betrekking, waarin de sprimitieve benoeming heeft plaats gehad." De voorzitter vraagt, of de Raad bereid is de voormelde onderwijzeressen definitief te benoemen Niemand der leden bedenking te kennen gevende, wordt daartoe besloten. 12. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het in gebruik nemen voor den openbaren dienst der locali- teiten, verhuurd geweest ten dienste van het kantongerecht. Dit voorstel is vervat in het volgend schrijven: »Nu de vrije beschikking gekomen is over de zalen van »het kantongerecht, hebben wij in overweging genomen »die te benuttigen voor de verschillende in het raadhuis ^gevestigde kantoren. »Er is een tijd geweest dat het denkbeeld bestond om »het huis «'t Liggend Hert», aan 't raadhuis te verbinden, »en in het bovengedeelte van eerstgemeld huis de gemeente- »kantoren en in het benedengedeelte de politie over te brengen. »Dit denkbeeld is echter losgelaten, eerstens omdat een huur verlies zou geleden worden van 900 (kantonge- »recht f400 en «'t Liggend Hert» ƒ500), en tweedens »omdat het raadhuis zelf in verlaten toestand zou geraken »en het geheel zóó onregelmatig, onpractisch en onvolkomen »zou zijn (immers alles werd gescheiden en raakte veruit »elkander) dat het 't offer niet loonen zou, dat de gemeente »zich oplegde. »Intusschen bleef bij U en ons vaststaan, dat de kantoren »ten raadhuize, deels te klein, deels ongeschikt zijn. »Bij ons onderzoek, hoedanig het best de regeling tot »stand te brengen, heeft vooropgestaan, dat geen ver- »bouwing in het raadhuis moet plaats hebben. Het ge- »bouw, oud en weinig comfortabel, wenschen wij te zien »gebruikt gelijk het is, omdat de gebreken die het aan- »kleven niet met kleine verbouwingen te verhelpen zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 429