23 September 1393. det's vast te stellen voorwaarden^, omdat anders slechts ééne voorwaarde zou zijn vastgesteld. De heer Van Dam is niet tegen die bijvoeging, maar meent dat wat door hem bedoeld wordt het bouwen tot aan de rooilijn niet aan burgemeester en wethouders kan worden overgelaten, omdat zulks ook werkt voor de toekomst. Spreker handhaaft dan ook zijn gevoelen, dat de Raad bij besluit bepalen moet dat zal gebouwd worden tot aan de nieuwe rooilijn, terwijl dan verder de voor bedoelde bijvoeging kan geschieden. De heer Rombouts vreest dat het maken dier bepaling het tot stand komen van het beoogde zal tegenwerken en wijst op den toestand aan de overzijde der straat. Een tuintje voor het huis bederft toch de rooilijn niet. Ook willen er eigenaren wel den grond koopen, maar niet om er dadelijk te bouwen. Verder wijst spreker op het bouwen ter hoogte van acht meter: dit is goed voor de huizen tusschen de Zoutstraat en de Dieststraat, maar niet zoo noodig verder op. De heer Reigersman daarentegen wenscht de verplichting te zien gesteld om te bouwen tot aan de rooilijn. Het bepalen der hoogte kan aan burgemeester en wethouders worden overgelatenoverigens deelt spreker het bezwaar van den heer Rombouts niet. Immers er is geen termijn gesteld, zoodat men eerst over 4 of 5 jaar koopen kan. De heer Lijdsman zou alle huizen aan de besproken straat ter hoogte van 8 meter wenschen gebouwd te zien, ten einde alle kleine woningen aldaar voor goed op te ruimen, en voorts de bepaling te zien gemaakt, dat tot aan de rooilijn moet gebouwd worden. Zelfs zou spreker den koopprijs lager willen stellen, om de eigenaren tot koopen te animeeren. Er blijven er thans nog achter en ook deze moeten uitgelokt worden. Huizen die niet aan de nieuwe rooilijn gebouwd worden komen in de laagte te liggen. 31

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 437