23 September 1893. 443 daartoe als recent voorbeeld aanhalende het gebeurde te Atjeh, alwaar het ontstaan van berri-berri aan het roeren van den grond is toegeschreven. Ook hier kon het ont staan van koortsen er het gevolg van zijn. Daarom geeft spreker burgemeester en wethouders in overweging, zich in contact te stellen met de plaatselijke gezondheids commissie, tot keering van alle eventueel gevaar. De voorzitter doet den vorigen spreker opmerken, dat de Staat reeds de werken heeft aanbesteed en de gemeente alzoo niet gerechtigd is ten deze te handelen. Is het noodig meent de voorzitter dan zal de inspecteur van het geneeskundig staatstoezicht wel tusschenbeide komen. De heer Reigersman gelooft niet dat het kwaad is te dezer plaatse meè te deelen, dat het gesprokene door den heer Heijlaerts ongegrond is. Men kon zich anders ongerust maken daar te wonen. De grond zegt spre ker heeft alhier zoodanig verteringsvermogen dat lijken van menschen in den tijd van 15 jaren verteerd zijn. Is dit een feit, dan zullen ook wel niet van dieren, na verloop van 30 a 40 jaren, nadeelige restantjes zijn over gebleven. Spreker meent dat het bezwaar van den heer Heijlaerts illusoir is en dat niemand ongerust behoeft te zijn. De heer Heijlaerts gelooft niet dat hij zijne maat schappelijke betrekking eer zou aandoen, als hij niet op het mogelijke gevaar gewezen had. Daarin ligt niets positiefs opgesloten. In elk geval heeft spreker gemeend, dat het niet overbodig zou zijn, als burgemeester en wet houders raadpleegden met de gezondheids-commissie. De heer Van Dam zegt, dat z. i. het vaderland gerust kan zijn. Immers was er gevaar geweest, dan had het bezwaar moeten gemaakt worden toen het plan bij den

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 443