14 October 1893. 461 Den heer Scheltus komt het voordat men nog altijd te veel den ouden toestand voor oogen heeft. Als voor zitter der Wijnaends van Steins Fundatie komt hij nog al eens, te weten in de daguren, in de nabijheid van de be sproken buurt, maar heeft nooit iets ontdekt, dat aanstoot kon geven. Ook heeft hij daarnaar wel eens gevraagd, maar sedert drie van zekere huizen zich meer gevestigd hebben in de richting van het Gereformeerd Weeshuis, waar schijnlijk als gevolg dat men daar gebouwd heeftbestaan geenszins redenen tot klagen. De heer Verschraage beaamt gaarne wat de heer Scheltus zoo even mededeelde. Spreker heeft ter be sproken plaatse circa drie maanden gewoond, maar moet verklaren nooit iets onzedelijks aldaar bespeurd te hebben. De toestand is er werkelijk verbeterd. De verdachte huizen zijn thans meer door de stad verspreid. Spreker is vóór het voorstel van den heer Teychiné. De heer Sassen zou gaarne zien dat aan het bezwaar van den heer Rombouts in zooverre werd te gemoet ge komen dat geen spellen maar tenten aan de Oude Vest geplaatst werden. De heer Van Aken zegt dat dan de draaimolens op het Kasteelplein konden geplaatst worden. Maar die maken het meeste leven beweert de heer Teychiné. De heer Bloemarts beveelt aan rekening te houden met hetgeen de heer Sassen zoo even heeft in het midden gebracht. Inrichtingen waarvan meest kinderen gebruik maken, konden geplaatst worden op het Kasteelplein. De heer Borel had speciaal bezwaar tegen die spellen met stoommachines.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 461