46 '28 Januari 1893. Art. 4. De gemeente zal van de sub 1°. van art. 1 gegeven ver gunning slechts gebruik mogen maken in voege als hier onder nader is omschreven a. de voor de prise d'eau der drinkwaterleiding te maken zuigleiding met toebehooren zal slechts mogen liggen in de voormelde perceelen Oosterhout, sectie I, N03. 166, 1'24 en 125, ter plaatse en in de richting als nader is aangeduid door de lijn aangewezen door de letters A B, C, D, E op de aan deze akte gehechte kaart van het terreinwelke met die akte een geheel vormt en door de contractanten door onderteekening voor echt wordt erkend. Vóór den aanleg van de zuigleiding en van elke latere verlenging dier leiding moet de lijn, waarin zij volgens de kaart gelegd moet worden, op liet terrein op kosten der gemeente zijn uitgebakend door een van wege den Staat aangewezen landmeter van het kadaster; h. ter plaatse in de gemelde lijn der zuigleiding gemerkt met letter C op de zooeven bedoelde kaart, zal ter plaatsing daarin van een windketel, mogen opgericht en onderhouden worden een gebouwtje, dat geene groo- tere oppervlakte beslaat dan van drie bij drie meters van het kadastrale perceel n°. 124 voormeld en dat niet hooger boven den grond mag reiken dan ten hoogste twee meter en de toegang tot welk gebouwtje aan de oostzijde zal moeten genomen worden; c. met uitsparing van eene voldoende opening voor dien toegang aan de oostzijde, wordt tegen de muren van dit gebouwtje eene zandbekleedirig met plaggen gedekt aangebracht, van boven dik ten minste 50 cM. en met eene glooiing van 1 op 1 tot het terrein alloopende;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 46