4 November 1893.
489
De Raad verzoekt den voorzitter de leden dier com*
missie te willen aanwijzen, waarop door den voorzitter
als zoodanig benoemd worden de heeren Reigersman,
Verschiiaage en Van Dongen, die zich de op hen uit
gebrachte keuze laten welgevallen.
12. Missive van den heer Rentmeester der domeinen
voor het rentambt Bredadato 2 November 1893, N°. 3670,
daarbij mededeelende, dat Zijne Excellentie de Minister
van Financiën geene bedenking heeft tegen overdracht
aan de gemeente Breda van een stuk grond onder Ginneken
kadastraal bekend sectie Agedeelten van Nos. 693 en 694
ter grootte van circa 40 arendat dit perceel om ver
schillende redenen voor begraafplaats werd aanbevolen in
stede van het primitief bij dezerzijdsch adres van den
27 Mei 1893 aangevraagde, in de overtuiging dat dit
minstens evengoed voor het doel zoude passen; dat voor
het geval het gemeentebestuur toestemt in een koopprijs
van zestig gulden, behalve de kostendaaronder begrepen
die van opmeting en uitbakening, de heer Rentmeester
voornoemd belast is met de indiening van een ontwerp
voor de koopakte, waarbij de Koninklijke goedkeuring
moet worden voorbehouden; met verzoek de beslissing te
mogen vernemen, waarbij de overgelegde calque wordt
terug verwacht.
De voorzitter vraagt, of de Raad zich bij machte rekent,
op deze missive eene beslissing te nemen?
De heer Matiion doet opmerken, dat, overeenkomstig
de begraafwet, de gemeente Ginneken nog zal moeten
toestaan, dat op haar gebied de algemeene begraafplaats
worde gevestigd.
De voorzitter erkent gaarne de juistheid dier opmerking.
De heer Van Dam zegt, dat de verkoop wordt gesteld
onder voorbehoud der Koninklijke goedkeuring, en meent
35