4 November 1893. 491 Breda voortdurend zijn hoofdverblijf beeft, al zij het dan ookdat bij te Gilze c. a. in de bevolkingsregisters is in geschreven. De voorzitter stelt voor dit besluit aan te nemen voor kennisgevingwaartoe besloten wordt. 14. Adres van den heer J. W. Krul, onderwijzer aan de school aan de Pasbaan te Breda, dato 18 October 1893, daarbij te kennen gevende dat hij bij besluit van den Raad van 28 Juli 1880 tot onderwijzer benoemd is en zulks onder de volgende bepaling: „Minimum jaarwedde ƒ600.en de acte van hoofdonderwijzer verworven heb bende ƒ800.dat hij den 1. Augustus 1893 zijn hoofd akte heeft gehaald, doch blijkens missive van burgemeester en wethouders ƒ100.-— verhooging heeft gekregen; dat burgemeester en wethouders hun meening gronden op art. 13 der regeling van 1892dat hij beseheiden van meening is, dat aan art. 13 geen terugwerkende kracht mag worden verleend, welk beginsel trouwens is opge nomen in art. 10 dierzelfde verordening; dat dan ook aan andere onderwijzers met name de heeren Thijssen en Verhoeven en de dames Van Tongeren en Kimmel de verhooging van 200.voor de hoofdacte is verleend in de jaren '87'92, niettegenstaande die gunstige bepaling in April '87 reeds was ingetrokkendat wanneer aan adressant slechts 100.verhooging wordt toegekend, zijn salaris naar zijn meening 100,te laag wordt, wijl zijn oorspronkelijke jaarwedde ƒ600.-f- ƒ200.— voor 't behalen der hoofdakte bedraagt, welke laatste voorwaarde toch één geheel uitmaakt met de minimum- jaarwedde; redenen waarom hij onder overlegging der noodige bescheiden verzoekt te willen verklaren, dat zijn bezoldiging behoort beschouwd te worden van 1 Augus tus 1893 800.te bedragen. Op dat adres zegt de voorzitter is het advies gevraagd van de commissie van toezicht op het lager

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 491