512 18 November 1893. »1°, Geeft het in overweging de subsidie van de ge smeent e groot ƒ2000, welke is gebleken onvoldoende te «zijn, te verhoogen tot een bedrag als noodig zal blijken. «Het doet hierbij opmerken, dat dit bedrag in 1881, »dus nu ruim 12 jaren geleden, is vastgesteld, in welke «tijdsruimte de toestanden betreffende armenzorg veel zijn «veranderd. Tot 1891 is gemelde subsidie evenwel vol- «doende gebleken, om aan te vullen wat het bestuur op «zijne gewone inkomsten te kort kwam, doch sedert zijn «de financieele krachten van het armbestuur gebleken on stoereikend te zijn, hetgeen alleszins verklaarbaar is, als «men weet, dat in 1881, toen gemelde subsidie is geregeld, «het aantal bedeelden bedroeg 110, waarvoor benoodigd «was ƒ2110.28, terwijl in 1892 die cijfers bedroegen «151 en ƒ3539.10, eene vermeerdering dus in die jaren «van 41 bedeelden met een bedrag van ƒ1428.82, op «welke aanzienlijke vermeerdering van bedeelden niet het «minst invloed had de uitbreiding van de bevolking dezer «gemeente, ook ten gevolge van het vele bouwen en het «uitvoeren van groote werken alhier, waardoor vele werk- «lieden hierheen zijn gelokt, die, nu de werkzaamheden «verminderen, van lieverlede hulp noodig hebben, welke «in de meeste gevallen niet kan geweigerd worden. «2°. Stelt het armbestuur voor, zoo er tot verhooging «der subsidie bezwaren bestaan, ontheven te mogen wor- «den van de betaling der jaarwedden van den rentmeester «en van den armenbediende, en die jaarwedden te brengen «ten laste der gemeente; daarbij aanvoerende, dat die «ambtenaren in dienst bij het armbestuur toch door den «gemeenteraad worden benoemd en ook bijdragen in het «gemeentelijk pensioenfonds, zoodat zij als gemeente sambtenaren moeten beschouwd worden, te meer, daar «een groot gedeelte der werkzaamheden van het armbe- «stuur is gerangschikt onder politiezorg, welke zorg direct «de gemeente betreft. «Het komt Uwe commissie voor, dat de laatste ons «aangewezen weg de meest aanbevelenswaardige is, daar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 512