516 18 November 1893. Na lezing door den voorzitter van art. 2, verbetert de heer Matron zijn voorstel in dien zin, dat gesproken wordt van ontslag te hebben aangevraagd. In art. 2 meent de heer Bloemarts kunnen enkele woorden wegvallen. Er staat: „zij die in strijd handelen met de bovenstaande bepaling zullen geacht worden de gemeente verlaten te hebben." Hier is dus sprake niet van een fictie, maar van een werkelijk feit. Spreker stelt bij amendement voor, de aangeduide woorden aan het artikel te ontnemen. De voorzitter leest daarop het artikel voor, gelijk de wijziging verlangd wordt, te weten: »Zij die in strijd handelen met de bovenstaande bepaling «zullen geacht worden hun ontslag uit den gemeentelijken «dienst genomen te hebben. De heei' Reigersman formuleert op dit artikel het volgende sub-amendement «De algemeene bepaling is niet van toepassing op hen, »die thans buiten de gemeente wonen Verschillende leden ondersteunen het voorstel van den heer Reigersman. Daarna brengt de voorzitter het sub-amendement van den heer Reigersman in stemming, waarvan de uitslag is dat dit wordt verworpen met 6 tegen 10 stemmen. Vóór waren de heeren: Reigersman, Ingen-Housz, Van Dongen, Vreede, Schel?us en Matron. Tegen de heerenTeychiné, Verschraage, Romrouts, Van Aken, Bloemarts, TIeijlaerts, Oukoop, Ludsman, Sassen en de voorzitter.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 516