520 18 November 1893. verordening worden ingetrokken, maar nu de adressant er zich op beroeptmoet hem gegeven worden wat zij bepaalde. De voorzitter zegt dat burgemeester en wethouders de meening waren toegedaan, dat adressant geen recht kon doen gelden, en dat hij, tot compensatie, als onderwijzer is toegevoegd aan de herhalingsschool aan de Pasbaan op eene jaarwedde van 100. De heer Reigersman vraagt, als aan Krul 200 was toegekend, of hij dan niet de voormelde betrekking zou hebben verkregen De zienswijze ten deze antwoordt de voorzitter heeft zijne benoeming bevorderddaar ook een ander had kun nen aangesteld worden. De heer Bloemarts plaatst andermaal, bij het gebleken verschil van gevoelen tusschen den Raad en burgemeester en wethouders, dat niet zoozeer is principieel dan wel zich reduceert tot een verschil in guldens uitgedrukt op den voorgrond het door den functionaris verkregen recht tot het bekomen van f 200. De vraag, die alzoo moet beslist worden, is zegt de voorzitter of aan den heer Krul f 200 of f 100 per jaar zal worden toegekend. De heer Teyciiiné wenscht niet onopgemerkt te laten dat z. i. de heer Krul bijzondere diensten praesteert voor het onderwijs aan de herhalingsschool, zoodat dit nu bui ten aanmerking moet blijven. De heer Mathon vereenigt zich met de zienswijze van burgemeester en wethouders. Er kan hier enkel sprake zijn van billijkheid en daaruit kan niet dan het toekennen eener gratificatie voortspruiten. De vroegere verordening bevatte eene voor den belanghebbende gunstige bepaling, maar die kan rechtens niet verder worden ingeroepen dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 520