526 18 November 1893, 26 honderd gulden. Dat oordeel was gegrond niet alleen op den steeds in omvang toenemenden arbeid van den titularis, maar ook op de wijze waarop hij dien arbeid verricht. Antwoord. Burgemeester en wethouders deelen volmondig den alhier uitgesproken wensch van den Raad, en stellen voor, te dien aanzien een adres aan de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant te richten. De heer Teychiné betwijfelt, of een adres aan de Gedeputeerde Staten wel een gunstig gevolg zal hebben, zonder daarom af te keuren dat dit geschieden za), erken nende spreker gaarne dat de wedde, vooral in evenredigheid van anderen, te gering is. Zoude derhalve eene afwijzende beschikking volgendan wenscht spreker in overweging te geven den secretaris eene personeele toelage toe te kennen. De heer Van Aken beveelt aan eerst eene poging bij de Gedeputeerde Staten te beproeven, waarvan spreker niet een ongunstigen uitslag verwacht. De heer Reigersman stelt voor de wedde te brengen op 2600. En wanneer zegt spreker Gedeputeerde Staten zien, dat de Raad eenstemmig dien wensch koestert, dan zullen zij zich nog wel eens bedenken, alvorens de verhooging niet goed te keuren. De voorzitter houdt zich overtuigd dat het niet de goede weg is om nu reeds de som op de begrooting te brengen herinnerende spreker aan het op het rapport gegeven ant woord dat hij zou aanbevelen te doen volgen. Maar het kan toch zegt de heer Reigersman aan de Gedeputeerde Staten medegedeeld worden tot welk quantum de Raad gaarne de wedde zou verhoogd zien,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 526