534
18 November 1893
en bewijs heeft geleverd, dat zijne betrekking goed aan
hem was toevertrouwden daarommeent sprekerdat
alles niet zoo nauw moet uitgecijferd worden. Voor zich
gaat hij dan ook mede met het voorstel van den heer
Oukoop.
Niemand meer ter zake het woord verlangende, onder
werpt de voorzitter aan stemming de vraag, of de wedde
met ƒ125.of ƒ75.zal verhoogd worden.
Vóór 125.waren de heeren: Van Aken, Vreede,
Heijeaerts, Oukoop, Scheltus, Ltjdsman en Sassen.
Daartegen de heeren: Teychiné, Reigersman, Ingen-
Housz, Van Dongen, Versciiraage, Rombouts, Bloe-
marts, Mathon en de voorzitter.
Zoodat de verhooging bepaald is op 75.
per jaar.
56d. In eene afdeeling kwam ter sprake het door den
brugwachter Vlamings ingediend verzoekschrift tot ver
hooging zijner jaarwedde. Algemeen was men van oordeel
dat al was ook door de verandering in aanlegplaats, in
zonderheid van de stoomboot, de bezoldiging van adressant
verminderd, in allen geval ook zijne werkzaamheden
minderen omvang hadden gekregen, waardoor verhooging
van zijne inkomsten weinig gewettigd zoude zijn.
Antwoord.
De alhier geuite zienswijze drukt ook het gevoelen uit
van burgemeester en wethouders.
Zooals bekend isbestaat tegenwoordig een brugwachter
voor de bediening der bruggenmet uitzondering vooralsnog
der zg. Hooge brug, tegen eene vaste belooning van
ƒ500.per jaar.