18 November 1893. 537 Ook de heer Teyciiiné wenscht eene afwachtende hou ding aan te nemen, mede ten aanzien der voorstellen omtrent de verhooging der wedden van de hoofd- en andere agenten. Vervolgens wordt besloten den begrootingspost te behouden, gelijk die door burgemeester en wethouders is voorgedragen. 51d. In eene afdeeling meende men dat de werkzaam heden der torenwachters bestaan in het gedurende den nacht aangeven van het uur, en in het, bij brandbuiten den toren hangen van een lantaarn. Aangezien beide werkzaamheden vrij nutteloos voorkomen, wenscht die afdeeling, wanneer althans hare zoo even vooropgezette meening de juiste is, deze titularissen te doen vervallen. Antwoord. Hierbij is uit het oog verloren dat de torenwachters bij brand de klok te luiden hebben. Ten einde dien dienst te bevorderen, wordt het verblijf der wachters op den toren telephonisch met het politiebureau verbonden. Daar door kan het onvertraagd brandalarm door middel der torenklok verwacht worden. Het doen vervallen der torenwachters zou bij vele ingezetenen een gevoel van ongerustheid wekken en, naar burgemeester en wethou ders meenen, niet zijn in het openbaar belang. Verder wordt dit punt niet besproken. 58. In eene afdeeling werden algemeen de aanmerkin gen beaamd op de hierbedoelde kleeding en wapening, zoo wat betreft doelmatigheid als sierlijkheid. Voorop werd gesteld dat politie-ambtenaren niet door hunne blinkende uitmonstering, reeds op zeer grooten afstand te herkennen moeten zijn, terwijl hunne kleeding zoo moet wezen, dat zijzonder veel moeite, netjes en zindelijk gehouden kan worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1893 | | pagina 537